Wilsbekwaamheid en vertegenwoordiging

Rijksoverheid en KNMG geven informatie over wat men verstaat onder wilsbekwaamheid en vertegenwoordiging. De informatie in deze lees verder is hierop gebaseerd. Voor meer informatie wordt verwezen naar de informatie van Rijksoverheid en KNMG.

Wanneer is iemand wilsbekwaam?

In beginsel bepaalt de hulpverlener of de patiënt wilsbekwaam is voor persoonlijke zaken. De huisarts mag een patiënt als wilsbekwaam beschouwen als hij de patiënt de informatie heeft gegeven die noodzakelijk is voor het nemen van een beslissing, waarbij die informatie is afgestemd op het bevattingsvermogen van de patiënt én als de patiënt er op dat moment blijk van geeft de informatie te begrijpen. Dit kan per situatie verschillen. Wilsbekwaamheid is het uitgangspunt, de actuele situatie is maatgevend.

Wie heeft het recht iemand vertegenwoordigen die niet wilsbekwaam is?

Volgens de WGBO kunnen de volgende personen een meerderjarige vertegenwoordigen als hij niet wilsbekwaam is:

  1. Personen die benoemd zijn door de rechter (curator/mentor/bewindvoerder)
  2. Schriftelijk gemachtigden (benoemd door de patiënt zelf in een schriftelijke verklaring)
  3. De echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de patiënt (niet benoemd, op vrijwillige basis).
  4. Een ouder/kind/broer/zus (niet benoemd en vrijwillig)

Deze opsomming is in volgorde. Een arts moet dus eerst kijken of er een door de rechter benoemde vertegenwoordiger is. Is deze er niet, dan kijkt hij of er een schriftelijk gemachtigde is en zo verder. Komen de ouders, kinderen, broers en zussen er niet uit wie de vertegenwoordiger wordt, dan bepaalt de arts.

Om een volmacht te kunnen regelen moet de volmachtgever wel staat zijn om dit vrijwillig en bij volle bewustzijn te doen. Hij moet begrijpen wat hij doet (op dit punt moet hij dus wilsbekwaam zijn). Dit betekent dat personen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking meestal niet in staat zijn een volmacht af te geven. Een tweede vereiste is dat er iemand is in wie degene die de volmacht geeft vertrouwen heeft. Bij het geven van een volmacht is het wenselijk dat de patiënt aangeeft waarvoor hij een volmacht afgeeft (bijvoorbeeld persoonlijke zaken of juist financiële zaken).

In principe is er bij meerderjarigen één vertegenwoordiger. Als er meerdere gelijkwaardige potentiële vertegenwoordigers zijn, wordt aan de potentiële vertegenwoordigers gevraagd één daadwerkelijke vertegenwoordiger aan te wijzen. Als dit niet mogelijk blijkt, wijst de zorgverlener één vertegenwoordiger aan. In principe overlegt de zorgverlener alleen met de aangewezen vertegenwoordiger.

Bij kinderen tot 18 jaren hebben ouders het gezag tenzij door de rechter een voogd is aangesteld. Een voogd wordt door de rechter aangesteld als de ouders overleden zijn of als de ouders geen gezag (meer) mogen hebben. Minderjarigen kunnen twee vertegenwoordigers hebben (beide ouders).

Vertegenwoordigers van persoonlijke zaken nemen beslissingen op het persoonlijke vlak. Dit zijn beslissingen over verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. Ze kunnen inzage krijgen in het medisch dossier van de patiënt en ze gaan over het zorgplan, dat instemming behoeft van de vertegenwoordiger. In noodsituaties hoeft geen toestemming voor behandeling gevraagd worden aan een vertegenwoordiger (dit is het geval als er geen vertegenwoordiger is en de patiënt direct moet worden behandeld of als er wel een vertegenwoordiger is, maar de tijd ontbreekt om deze te raadplegen).

Het nemen van beslissingen geldt niet voor hoogst persoonlijke aangelegenheden, zoals de levensbeëindiging van de betrokkene. In een dergelijke situatie heeft datgene wat de vertegenwoordiger zegt de status van advies. De vertegenwoordiger treedt ook op wanneer hij meent dat in de zorg fouten gemaakt (dreigen te) worden