Selecteren van de geïndiceerde risicopatiënten voor griep

Sinds de invoering van het Nationale Programma Grieppreventie (1996) selecteert de huisarts uit zijn HIS de patiënten die in aanmerking komen voor de vaccinatie. Deze selectie gebeurt op basis van leeftijd, aandoeningen en andere kenmerken, zoals beschreven in de NHG-Praktijkhandleiding Griepvaccinatie. Hoe deze selectie in het HIS moet plaatsvinden, is hier verder gespecificeerd. Deze specificaties vervangen daarmee eerdere beschrijvingen van de selectie in de bijlagen van het HIS-Referentiemodel over de Griepmodule.

Selecteren van de geïndiceerde risicopatiënten

Het HIS toont een lijst met automatisch geselecteerde patiënten op basis van bepaalde kenmerken van de patiënt (leeftijd, indicaties, een gegeven dat iemand in aanmerking komt, ingrepen). De huisarts neemt de automatische selectie door. Daarbij is onderscheid nodig van patiënten die zeker zijn geïndiceerd en patiënten die mogelijk zijn geïndiceerd (de patiënten met een mogelijk relevante aandoening). Voor het beoordelen of de patiënten daadwerkelijk moeten worden uitgenodigd is informatie nodig op basis waarvan de patiënt geïndiceerd is voor de griepvaccinatie. Deze informatie wordt bij voorkeur getoond op eerder genoemde lijst. De huisarts kan in het systeem aangeven of de patiënten alsnog meegaan in de selectie.

De huisarts sluit patiënten die zeker zijn geïndiceerd alsnog uit voor een uitnodiging wanneer er sociale omstandigheden zijn waarom een griepvaccinatie zou moeten uitblijven (bijvoorbeeld een terminale patiënt). Bij de patiënten met een mogelijk relevante aandoening let de huisarts op of de patiënt wel de beschreven aandoening heeft en niet een andere aandoening binnen dezelfde ICPC-code en of de patiënt voldoet aan het ernst- en/of tijdscriterium van de beschreven aandoening.

Lijst van mogelijk geïndiceerden

Het gaat om het maken van een lijst met mogelijk geïndiceerden op basis van leeftijd en een verhoogd risico door reeds aanwezige pathologie. Dit kan geautomatiseerd plaatsvinden door de volgende functionaliteit:

  1. op basis van een kenmerk bijgehouden tijdens de registratie van consulten in de loop van de tijd zoals een preventiegegeven (zie hiervoor thema Preventieprogramma in het HIS-Referentiemodel).
    Tijdens het vastleggen van gegevens tijdens de normale consultvoering kan de huisarts, bijvoorbeeld op basis van een ICPC-code of medicatie, gevraagd worden of de patiënt in aanmerking komt voor de griepprik. De huisarts kan dit dan vastleggen, bij voorkeur met een preventie-gegeven (of anders met een ruiter GV of een soortgelijk patiëntkenmerk).
  2. op basis van aandoeningen: ICPC-codes en patiënten met weerstandverlagende medicatie, astma en corticosteroïden, behandelingen in het verleden
    • ICPC: Hierbij moet direct geselecteerd worden op de bij de patiënt vastgelegde ICPC-(sub)codes. Wanneer bij een patiënt een ICPC subcode is vastgelegd, dient deze alleen geselecteerd te worden, indien de subcode ook in de tabel voorkomt (dus niet wanneer alleen de hoofdcode voorkomt). Bij de lijst is een onderscheid gemaakt in relevante codes en mogelijk relevante codes. Deze indeling hangt samen met de specificiteit van de ICPC-codes (zie bijlage).
    • Weerstandverlagende medicatie: in de medicatie van het afgelopen jaar van de patiënt dient gekeken te worden of hierin geneesmiddelen voorkomen die het bijzondere kenmerk 087 ‘Mogelijk grieprisico – Weerstandsverlagend middel’ uit de G-Standaard. Zo ja, dan dient de patiënt meegenomen te worden in de selectie op indicatie.
    • Astma en corticosteroïden: bij patiënten met astma (R96) dient ook gekeken te worden of de patiënt gebruik maakt van inhalatiecorticosteroïden (ATC R03BA)
    • Situatie aan de hand van behandelingen: status na longresectie, dialyse, niertransplantatie, chemotherapie, beenmergtransplantatie. Wanneer de huisarts ingrepen en belangrijke behandelingen vastlegt met de code uit de NHG-Tabel Ingrepen en behandelingen (tabel 49), is selectie op basis hiervan mogelijk. Om welke ingrepen het precies gaat is uitgewerkt in de bijlage.
  3. op basis van geboortejaar (iedereen die voor de afgesproken peildatum (1 mei van het jaar volgend op de griepvaccinatie) 60 jaar of ouder is).

Zeker of mogelijk geïndiceerd

De lijst met ICPC codes (NHG-Tabel ICPC voor griepselectie, tabel 58) bevat een aanduiding voor de specificiteit. Patiënten met een aandoening met specificiteit 3 hebben een relevante indicatie voor de griepvaccinatie. Bij de patiënten met een mogelijk relevante aandoening zal bij specificiteit 2 gelet moeten worden of de patiënt voldoet aan het ernst- en/of tijdscriterium van de beschreven aandoening. Bij een specificiteit 1 zal gekeken moeten worden of de patiënt wel de beschreven aandoening heeft en niet een andere aandoening binnen dezelfde ICPC-code.

Naast patiënten met een relevante aandoening (ICPC met specificiteit 3) zijn ook patiënten, die op basis van leeftijd, weerstandverlagende medicatie of een eerder geregistreerde aanduiding zeker geïndiceerd.

Belangrijkste wijzigingen t.o.v. eerdere specificaties

Geboortejaar: 60 jaar of ouder i.p.v. 65 jaar of ouder

Sinds 2008 is de leeftijdsgrens voor de aanbevolen griepvaccinatie verlaagd van 65 naar 60 jaar.

Geen selectie van indicaties op basis van ruiters (CV, DM, EN, LO, RI)

Het gebruik van landelijke ruiters voor aandoeningen wordt niet meer ondersteund.

ICPC uitgewerkt tot subcode-niveau

In de gepubliceerde lijst van ICPC-codes voor de griepselectie zijn sinds 2009 ook subcodes van de ICPC opgenomen.

Werkwijze met relevante en mogelijk relevante ICPC categorieën

Sinds 2009 is de specificiteit van de ICPC-codes uitgewerkt en beschreven hoe daar mee om te gaan.

Selectie op basis van medicatie

Het selecteren van patiënten, die opgeroepen worden voor de griepvaccinatie, is lang geleden in de HIS’en geïmplementeerd. In die tijd legden de huisarts de indicaties van de patiënt nog onvoldoende gecodeerd (met ICPC) vast. De voorgeschreven medicatie was beter op orde. Daarom was het mogelijk om binnen de griepmodule van het HIS de selectie van patiënten te baseren op de vastgelegde medicatie bij een patiënt. Op basis daarvan werd als het ware afgeleid welke ziektes de patiënt eigenlijk had. Dit gebeurde m.b.v. van de bijzondere kenmerken 32 en 33 bij geneesmiddelen uit de G-Standaard.

Inmiddels werken alle huisartsen episode-gericht met vastgelegde ICPC-codes voor de diagnoses. Het selecteren op basis van aandoening in de griepmodule volgens de afgesproken lijst met ICPC’s (NHG Tabel ICPC en Griepselectie, tabel 58). Het NHG raadt daarom af om voor de chronische aandoeningen nog te selecteren op basis van medicatiegebruik.

NB Dit geldt NIET voor weerstandverlagende medicatie: daarop moet wel geselecteerd worden.

ICPC-tabel

Sinds 2014 wordt de lijst met ICPC-codes niet alleen gepubliceerd in de handleiding Griepvaccinatie maar ook als NHG-Tabel, die voor de HIS’en in te lezen is.

NHG-Standaard vervallen

De NHG-Standaard M35 Influenza en influenzavaccinatie is vervallen. De informatie staat nu in de NHG-Praktijkhandleiding Griepvaccinatie.

Astma: alleen met inhalatiecorticosteroïden

Sinds de herziening van de NHG-Standaard Astma bij volwassenen uit 2015 wordt de griepvaccinatie bij astmapatiënten alleen aanbevolen wanneer deze inhalatiecorticosteroïden gebruiken.

Bijlage: selectie op basis van behandelingen

Onderstaande aandoeningen zijn wel in de NHG-Praktijkhandleiding Griepvaccinatie genoemd maar zijn niet via mogelijk relevante ICPC-codes op te sporen:

  • status na longresectie
  • dialyse
  • niertransplantatie
  • chemotherapie
  • beenmergtransplantatie

Het is aan te raden dat deze behandelingen gecodeerd zijn terug te vinden in het HIS.

Behandeling uit handleiding nr rubriek omschrijving behandeling uit tabel

Longresectie

1388

28.02

lobectomie

Dialyse

1403

2017

44.08

44.09

hemodialyse

peritoneale dialyse

Niertransplantatie

1762

44.05

niertransplantatie

Chemotherapie

2003 72.03

cytostatica therapie

Beenmergtransplantatie

1845

34.01

beenmergtransplantatie