Een huisarts schrijft een geneesmiddel voor die hij met de patient heeft afgesproken en door de apotheek wil laten verstrekken. Een Voorschrift gaat steeds om één medicament, of een combinatie van medicamenten bij een combinatiepreparaat of magistrale receptuur. Het bevat ook de hoeveelheid die de apotheek moet verstrekken. Het voorschrift gaat vervolgens in een recept(bericht) naar de apotheek.

Een voorschrift bevat om welke medicatie het gaat, hoe en hoe vaak de patiënt het medicament moet gebruiken, om hoeveel medicatie het gaat en voor welke periode het voorschrift geldt.

Een voorschrift wordt vastgelegd in het kader van een episode. Voordat de voorschrift definitief is, heeft het de status van concept-voorschrift. Dit biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om een of meerdere concept-voorschriften vast te leggen, daarover medicatiebewaking te laten uitvoeren en eventueel iets aan te passen alvorens de voorschriften definitief vast te leggen.

Geneesmiddel

In het kader van generiek voorschrijven, kiest de huisarts het geneesmiddel uit de lijst met geneesmiddelen op voorschrijfniveau. Wanneer dit niet mogelijk is (bijvoorbeeld voor geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte of indien wisselen tussen de merken problemen oplevert bij de patiënt) schrijft de huisarts expliciet een handelsproduct voor. Daarbij maakt de voorschrijver een keuze uit de lijst met voorschrijfproducten of handelsproducten uit de G-Standaard.

Dosering

De NHG-Tabel Gebruiksvoorschrift (tabel 25) specificeert de wijze waarop de dosering wordt vastgelegd in de traditionele vorm volgens de structuur van ‘2 maal daags 1 tablet’ (2D1T). Daarbij kunnen aanvullende teksten worden toegevoegd, zoals 'Met water innemen' of een vrije tekst. 

Starten en stoppen

Als een voorschrift wordt ingevoerd, berekent het systeem aan de hand van de totale hoeveelheid voorgeschreven medicatie en de dagelijkse dosering de verwachte einddatum van het gebruik. Bij een ‘zo nodig’-voorschrift is dit niet goed mogelijk. In die gevallen kan een medisch medewerker de einddatum zelf invoeren. De medicatie blijft dan voor de aangegeven periode zichtbaar in de actuele medicatielijst en telt mee bij de medicatiebewaking. Na de einddatum wordt het voorschrift als ‘verlopen’ beschouwd. 
De huisarts kan een voorschrift ook bewust stoppen vóór de afgesproken of berekende einddatum. Hij maakt dan een kopie van het betreffende voorschrift waaraan hij de stopdatum, de persoon die heeft besloten te stoppen (bijvoorbeeld de patiënt) en de reden om te stoppen heeft toegevoegd. Dit alles wordt dan als ‘stopvoorschrift’ vastgelegd. Het stopvoorschrift kan door de huisarts naar de apotheek worden verstuurd. De reden van stoppen van een recept kan worden vastgelegd met behulp van de de HIS-tabel Reden stoppen of wijzigen van voorschrift (tabel 54)

Reden van voorschrijven

Bij bepaalde geneesmiddelen is het wettelijk verplicht om de reden van voorschrijven mee te geven aan de apotheek. In dat geval biedt het systeem de mogelijkheid om een ICPC-code als reden vast te leggen. Zie Leesverder "Reden van Voorschrijven"

Voorschriftenoverzicht 

De gebruiker heeft de beschikking over drie overzichten van voorschriften. Hiermee heeft hij een compleet beeld van het medicatiegebruik van een patiënt. Het gaat om overzichten van: de actuele medicatie, de verlopen medicatie en de gestopte medicatie. Bij een overzicht van medicatie dient ook een overzicht van de contra-indicaties getoond te worden (co-morbiditeiten en medicatie-overgevoeligheden), die niet afgesloten zijn.