Thema Diagnostiek

Publieksversie

De huisarts verzamelt informatie uit anamnese en lichamelijk en aanvullend onderzoek om een diagnose te stellen. Verder gebruikt hij deze informatie om in te schatten of er risico's bestaan op het ontwikkelen van ziektes, om een ziektebeloop te volgen en om een behandeling in of bij te stellen.

Inleiding

De praktijkmedewerkers kunnen hun onderzoeksbevindingen vastleggen als een vrije tekstregel in het SOEP-verslag. Zij schrijven dan in de O-regel bijvoorbeeld op dat het lichamelijk onderzoek geen bijzonderheden heeft opgeleverd (zie verder Thema Contactregistratie).

Daarnaast kunnen ze de onderzoeksbevindingen op een meer gestructureerde wijze registreren door deze op te slaan als Uitslag, bijvoorbeeld de meetwaardes van de bloeddruk en de pols. Vaak wordt zowel van vrije tekst in de O-regel, als van gestructureerde uitslagen gebruik gemaakt.

Het werken met gestructureerde uitslagen heeft voordelen. Hierdoor kan de huisarts bijvoorbeeld overzichten maken die inzicht geven in het beloop van een bepaling bij een specifieke patiënt (bijvoorbeeld het gewicht of een bloeddruk). Ook zijn op praktijkniveau overzichten te maken ten behoeve van het interne kwaliteitsbeleid of voor externe verantwoording. Verder is het eenvoudiger om de onderzoeksbevindingen te delen met andere zorgverleners (bijvoorbeeld door gestructureerde uitslagen op te nemen in een verwijsbrief) of deze te vergelijken met referentiewaarden.

Dit thema beschrijft het vastleggen en inzien van gestructureerde uitslagen, het aanvragen van onderzoek en het werken met zelfmetingen en persoonlijke streefwaarden.

Zorgproces en Informatie

Het verkrijgen van diagnostische informatie

De huisarts en andere praktijkmedewerkers kunnen op verschillende manieren diagnostische informatie verkrijgen:

  • Door deze informatie zelf te verzamelen, bijvoorbeeld door het zelf uitvoeren van lichamelijk onderzoek (bloeddruk, gewicht), door anamnestische vragen te stellen (roken, alcoholgebruik) of door het uitvoeren van eenvoudig laboratoriumonderzoek (nitrietbepaling in de urine of glucosemeting met vingerprik).
  • Door aan de patiënt te vragen om zelf onderzoek te doen, bijvoorbeeld het zelf meten van de bloeddruk. Er is dan sprake van een zelfmeting. De patiënt verstrekt de resultaten van deze zelfmetingen, conform de gemaakte onderlinge afspraken.
  • Door aan een externe partij, zoals een streeklaboratorium, te vragen om een onderzoek uit te voeren. In dat geval gaat een aanvraag om onderzoek uit te voeren naar die andere partij. Het gaat betreft hier een onderzoeksaanvraag voor laboratoriumonderzoek, zoals bloedonderzoek (eGFR) of urineonderzoek (albumine/kreatinine-ratio), functieonderzoek (inspannings-ECG) of beeldvormend onderzoek (X-thorax). De partij die het onderzoek uitvoert, stuurt het resultaat vervolgens terug naar de huisartsenpraktijk.
  • Door resultaten te ontvangen van onderzoek, dat in opdracht van derden is uitgevoerd (of door hen zelf is uitgevoerd). Bijvoorbeeld de resultaten van bloedonderzoek dat in opdracht van de specialist is uit gevoerd. De huisarts wordt op de hoogte gesteld van deze resultaten via bijvoorbeeld een ontslagbrief of een andere terugkoppeling van de medisch specialist.

Het registreren van onderzoeksresultaten

De praktijkmedewerkers leggen vervolgens het onderzoeksresultaat vast als gestructureerde uitslag. In de uitslagen registreren ze de meetwaardes van al deze uitgevoerde onderzoeken (in het geval van een bloeddrukmeting bijvoorbeeld de meetwaarde 120 mm Hg), maar bijvoorbeeld ook op welke datum en door wie (de patiënt zelf, een interne medewerker of externe partij) het onderzoek is uitgevoerd.

In sommige situaties, bijvoorbeeld bij de jaarcontroles voor diabetes of COPD, voert de huisarts of POH protocollair steeds hetzelfde onderzoek uit of vult de patiënt standaard steeds dezelfde gevalideerde vragenlijst in over ervaren beperkingen.

Duiding van resultaten

De huisarts bekijkt en interpreteert de onderzoeksresultaten. Hij vergelijkt de resultaten met referentiewaarden en beoordeelt het tijdsbeloop en de onderlinge samenhang. In zijn overwegingen neemt hij mee wie de uitvoerder van een onderzoek is. Bij een zelfmeting door de patiënt zelf houdt hij bijvoorbeeld rekening met een groter risico op meetfouten.

Vergelijking met referentiewaarden

De huisarts vergelijkt een vastgelegde meetwaarde met referentiewaarden. Zo signaleert hij snel afwijkingen. Een voorbeeld hiervan is een te lage waarde van de glomerulaire filtratiesnelheid, die vervolgens weer aanleiding geeft tot extra alertheid bij medicatiegebruik.

Beloop door de tijd

Als de huisarts de onderzoeksresultaten door de tijd wil vervolgen, kijkt hij naar het beloop van de meetwaarden, bijvoorbeeld het beloop van het HbA1c om de diabetesinstelling van een patiënt in de gaten te houden. Op die manier kan hij eenvoudig relevante veranderingen opmerken. Zulke veranderingen zijn mogelijk het gevolg van een bewuste interventie, zoals het starten van medicatie. Veranderingen kunnen echter ook onverwacht optreden en in dat geval wijzen op verhoogde kwetsbaarheid of ontregeling. In zo’n geval spreekt de huisarts soms een follow-up onderzoek af.

Samenhang uitslagen

In sommige situaties beoordeelt de huisarts alle uitslagen, die met dezelfde aandoening te maken hebben, in samenhang. Hij beoordeelt bijvoorbeeld bij een diabetescontrole alle recente bloeduitslagen die in het kader van de diabetes zijn bepaald.

Door andere partijen uitgevoerd onderzoek

In andere gevallen beoordeelt de huisarts de uitslagen die door een specifieke partij zijn uit gevoerd. Hij beoordeelt bijvoorbeeld alle bloeddrukmetingen die door de patiënt zelf zijn gedaan omdat hierbij de streefwaarde lager is dan bij bloeddrukmetingen in de praktijk.

Persoonlijke streefwaarden

De huisarts kan persoonlijke streefwaarden voor een specifiek onderzoek met de patiënt afspreken en vastleggen. Een patiënt met overgewicht bespreekt bijvoorbeeld met de huisarts wat voor hem een haalbaar streefgewicht is. Het stellen van haalbare doelen kan de patiënt motiveren om deze te halen.

Gegevens en Functionaliteit

In dossierdeel Diagnostiek (met de bijbehorende medische gegevens) leggen de praktijkmedewerkers gestructureerde uitslagen vast en kunnen ze deze uitslagen ook terugvinden. Daarnaast is in dossierdeel Correspondentie soms aanvullende informatie terugvinden over de onderzoeksaanvraag en onderzoeksuitslag.

Dossierdeel Diagnostiek

De huisarts legt hier aanvragen en uitslagen vast voor (laboratorium) bepalingen. Ook met de patiënt afgesproken persoonlijke streefwaarden horen hier thuis. Het dossierdeel biedt duidelijke overzichten van uitslagen.

Meer over  Dossierdeel  Diagnostiek

Medisch gegeven Aanvraag

Iedere aanvraag is een verzoek voor het verrichten van één bepaling. Zodra de uitslag van de aanvraag binnen is, wordt de aanvraag verwijderd.

Meer over  Medisch gegeven  Aanvraag

Medisch gegeven Uitslag

Een uitslag beschrijft de uitkomst van een bepaling. Uitslagen afkomstig van externe zorgverleners of instanties worden anders verwerkt dan uitslagen die intern zijn vastgesteld.

Meer over  Medisch gegeven  Uitslag

Medisch gegeven Persoonlijke streefwaarde

De huisarts kan met de patiënt een Persoonlijke streefwaarde (of -bereik) voor een Bepaling afspreken. Een Persoonlijke streefwaarde heeft als doel een meetbare indicatie te geven van een zo goed mogelijk resultaat van de BZehandeling in de persoonlijke situatie.

Meer over  Medisch gegeven  Persoonlijke streefwaarde

Begrippen