Ingeschatte weerstand tegen een bepaalde infectieziekte, waarvoor een vaccinatie beschikbaar is.
publieksversie 2022
De Nederlandse huisarts heeft veel te maken met vaccinaties bijvoorbeeld bij de organisatie van de griepvaccinatie, het geven van reisadvies of in het geval van tetanusprofylaxe in het kader van wondbehandeling.
Inleiding
De huisarts is niet de enige zorgverlener die vaccineert. Veel organisaties zijn betrokken bij vaccineren zoals de GGD, JGZ en ook medisch specialisten. Zorgverleners vanuit deze organisaties maken regelmatig een inschatting van de noodzaak om een vaccinatie toe te dienen en ze dienen de benodigde vaccinaties ook zelf toe. Er is in Nederland niet één verantwoordelijke organisatie die de informatie over alle toegediende vaccinaties centraal beheert.
Of het nodig is om een vaccinatie toe te dienen, is afhankelijk van de inschatting of een patiënt voldoende beschermende antistoffen heeft tegen een infectieziekte waartegen gevaccineerd kan worden. We noemen dit de inschatting van de immuunstatus van de patiënt.
Dit thema beschrijft welke informatie de huisarts vastlegt over vaccinaties en de immuunstatus.
Zorgproces en Informatie
De huisarts krijgt regelmatig te maken met de vraag of het nodig is een patiënt te vaccineren tegen een infectieziekte. Voorbeelden zijn het vaccineren tegen tetanus bij wondbehandeling of het vaccineren tegen hepatitis A of gele koorts als de patiënt een verre reis gaat maken. De praktijkmedewerker verzamelt de relevante informatie en de huisarts beoordeelt op basis hiervan of vaccinatie nodig is.
De informatie die de huisarts betrekt bij de beoordeling van de immuunstatus zijn:
- inschatting van doorlopen vaccinatieprogramma’s
- vaccinaties die al zijn toegediend, binnen de eigen praktijk of elders
- specifieke eigenschappen van een eerdere vaccinatie zoals de samenstelling van een combinatie-preparaat of de toedieningsweg
- of de patiënt een ziekte heeft doorgemaakt
- de verzamelde informatie over de immuunstatus zoals deze een vorige keer in kaart is gebracht
De praktijkmedewerker bespreekt met de patiënt of de informatie nog actueel is en past deze eventueel aan.
Gegevens en Functionaliteit
De huisarts legt informatie vast over de immuunstatus van de patient in het immuunstatus-gegeven in het dossierdeel imuuunstatus.
Als de huisarts een vaccinatie toedient aan een patiënt legt hij dit vast als Toediening, in het dossierdeel medicatie.
Het vastleggen van informatie over de planning van een volgende vaccinatie (bijvoorbeeld van een serie) beschrijven we op dit moment niet binnen het HIS-Referentiemodel.
Dossierdeel Immuunstatus
In dit dossierdeel legt de zorgverlener immuunstatus-gegevens vast. Een immuunstatus-gegeven geeft weer wat de immuunstatus van een patiënt is voor een specifieke infectieziekte.
Alleen de meest recente versie wordt getoond. Oudere versies kunnen, indien gewenst, wel worden ingezien.
Bij het vastleggen van een immuunstatus-gegeven kan de zorgverlener informatie overnemen die al bij een andere infectieziekte is ingevuld bijvoorbeeld in het geval van combinatievaccins.
Medisch gegeven Immuunstatus-gegeven
Als er informatie bekend is over de immuunstatus van een patiënt, legt de zorgverlener hier een immuunstatus-gegeven over vast.
Per infectieziekte kan een immuunstatus-gegeven worden ingevoerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van NHG-Tabel Infectieziekten waartegen gevaccineerd kan worden (tabel 66).
Naast informatie over de betreffende infectieziekte kan de zorgverlener in het immuunstatus-gegeven vastleggen of de ziekte is doorgemaakt. Hij kan aangeven of vaccinatie heeft plaats gevonden, of de vaccinatieserie compleet is, wat de toedieningsweg van de vaccinatie is geweest (bijvoorbeeld oraal) en wat de datum van de laatste vaccinatie is geweest. Ook informatie over de titer en de datum van een titerbepaling kunnen worden geregistreerd. De zorgverlener kan aangeven wat de verwachte einddatum van de bescherming is en indien gewenst nog een toelichting in vrije tekst toevoegen, zoals informatie over een subtype (meningokokken C of juist meningokokken ACWY).
Medisch gegeven Toediening
Als de huisarts (of een van de andere medewerkers uit de huisartsenpraktijk) tijdens een contact een geneesmiddel toedient aan een patiënt, zoals een vaccinatie of een diclofenac-injectie, legt hij dit vast als Toediening.
Een toediening kan vallen onder een eerder gemaakte medicatieafspraak (zoals de prikpil voor anticonceptie of een hormooninjectie bij prostaatcarcinoom), of incidenteel zijn (zoals een diclofenac-injectie bij een niersteenkoliek of een morfine-toediening tijdens een visite bij een palliatieve patiënt). Bij toediening kan er sprake zijn van een vaccinatie, zoals de griepvaccinatie of een tetanusinjectie. De hoeveelheid toegediende medicatie wordt vastgelegd met behulp van NHG-Tabel Gebruiksvoorschrift (tabel 25).
De praktijkmedewerker legt het geneesmiddel en de toegediende hoeveelheid vast. Wanneer het een vaccinatie betreft dan legt de huisarts het Batch-nummer bij de toediening vast. Tenslotte kan in vrije tekst een toelichting worden gegeven.
Na het vastleggen van een Toediening met het kenmerk vaccinatie (het kan gaan om een eigen Toediening of de registratie van een externe Toediening) krijgt de zorgverlener de vraag of hij de immuun-status wil bijwerken.
printvriendelijkUse ctrl + p to print the page