Thema Gegevensuitwisseling met de huisartsenpost

Publieksversie

In de avond-, nacht- en weekenduren leveren medewerkers van een huisartsenpost zorg aan patiënten. Voor goede zorg is het belangrijk dat de medewerkers op de post beschikken over voldoende informatie over de patiënt en dat de informatie over het contact van de patiënt met de huisartsenpost terug wordt gekoppeld aan de vaste huisarts.

Inleiding

De NHG-Richtlijn Gegevensuitwisseling huisarts en huisartsenpost beschrijft welke gegevens van belang zijn voor een waarnemer op de huisartsenpost en voor de vaste huisarts. Uitgaande van deze richtlijn beschrijft dit thema hoe de vaste huisarts de waarnemer op de huisartsenpost informeert, hoe de triagist en de waarnemer op de huisartsenpost verslag doen naar de vaste huisarts, en hoe dit verslag landt in het medisch dossier van de vaste huisarts.

Toelichting rol in dit thema

In dit thema en de bijbehorende begrippen komt de vaste (huis)arts voor. Tegenwoordig is er mogelijk geen sprake meer van een vaste huisarts maar staat een patiënt ingeschreven in een praktijk. In aansluiting met de NHG-Richtlijn Gegevensuitwisseling huisarts en huisartsenpost hanteert het HIS-Referentiemodel dezelfde benaming en definitie uit de richtlijn en wordt uitgegaan van ‘vaste (huis)arts’. Ook de definitie hier voor waarnemer is overgenomen uit de richtlijn. In het thema staat expliciet dat hier de waarnemer op de huisartsenpost wordt bedoeld.

Zorgproces en Informatie

Informatie voor de huisartsenpost bij de vaste huisarts

Het dossier dat de vaste huisarts bijhoudt over een patiënt bevat gegevens die van belang zijn voor een waarnemer op de huisartsenpost. Deze gegevens worden als waarneemsamenvatting beschikbaar gesteld aan de huisartsenpost.

De vaste huisarts zal bij chronische en palliatieve patiënten anticiperen op crises door medische gegevens uit te lichten specifiek voor de huisartsenpost. De medewerker op de huisartsenpost kan bij raadpleging van de waarneemsamenvatting zich met minimale inleestijd op de hoogte stellen door eerst de uitgelichte gegevens te lezen.

Triage

Wanneer de patiënt zich meldt bij de huisartsenpost (HAP), stelt de triagist met behulp van een triagetool zoals de Nederlandse Triage Standaard de ABCD-stabiliteit vast. Indien de patiënt niet ABCD-stabiel is (urgentie U1), schakelt de triagist onmiddellijk de meldkamer ambulance of het GGZ-crisiscentrum in. In andere gevallen doorloopt de triagist het protocol verder met behulp van een triagetool om de urgentie nader te bepalen.

Daarna vraagt de triagist verder uit bij de patiënt naar de reden van contact. Dit uitvragen verdieping wordt niet altijd gedaan door dezelfde triagist als de degene die de ABCD-stabiliteit heeft vastgesteld.

Op basis van de urgentie en de reden van de patiënt om contact te zoeken, bepaalt de triagist die de verdiepende triage heeft gedaan, wat voor vervolg nodig is. Wanneer de patiënt ABCD-stabiel is, handelt de triagist de hulpvraag ofwel zelf af of hij verwijst de patiënt door naar de waarnemend huisarts op de huisartsenpost.

Raadpleging waarneemsamenvatting

Indien nodig raadpleegt de triagist en/of de waarnemend huisarts op de huisartsenpost de waarneemsamenvatting gedurende het contact met de patiënt. Dit kan tijdens de verdiepende triage zijn en/of bij de afhandeling van de zorgvraag. De uitgelichte informatie ziet raadpleger het eerst.

Afhandeling van het contact door een triagist

Als de triagist de meldkamer ambulance inschakelt in het geval van levensbedreigende klachten, maakt hij hiervan een verslag.

Ook bij milde klachten, waarbij eenvoudig telefonisch advies volstaat, kan de triagist die de verdiepende triage heeft gedaan, de hulpvraag zelfstandig afhandelen. De triagist vraagt de klachten verder uit, maakt een evaluatie op en geeft adviezen aan de patiënt. Daarbij kan de triagist ook een voorstel doen voor medicatie. De triagist maakt een verslag van zijn contact met de patiënt.

Indien de triagist medicatie heeft voorgesteld waar de waarnemend huisarts op de huisartsenpost mee instemt, maakt de huisarts hiervan een definitieve medicatieafspraak en indien nodig een verstrekkingsverzoek. De waarnemend huisarts op de huisartsenpost autoriseert het verslag van de triagist voordat het verstuurd wordt naar de vaste huisarts.

Afspraak bij een waarnemend huisarts

In andere gevallen kan de triagist de klacht niet zelf afhandelen en is het nodig het contact te vervolgen met een waarnemend huisarts op de huisartsenpost voor verdere afhandeling. De triagist plant in dit geval een afspraak in bij de een waarnemend huisarts op de huisartsenpost. Het gaat hierbij om een afspraak voor een telefonisch consult, voor een consult op de huisartsenpost of voor een visite. De triagist informeert de waarnemend huisarts op de huisartsenpost over de reden voor de afspraak.

Afhandeling van het contact door waarnemend huisarts

De waarnemend huisarts op de huisartsenpost heeft het afgesproken contact met de patiënt. Dat contact kan een telefoontje zijn, maar ook een consult of visite. Daarbij komen allerlei zaken naar voren zoals deze ook tijdens een regulier contact vanuit de dagpraktijk van toepassing zijn, zoals anamnese, onderzoek, evaluatie en mogelijk voorschrijven van medicatie, verwijzen, en in specifieke gevallen het vaststellen van contra-indicaties, medicatie-overgevoeligheden en/of behandelgrenzen. Het verslag van het consult legt hij vast in het informatiesysteem van de huisartsenpost. Na afsluiten van het contact verstuurt hij een waarneemverslag naar de huisarts.

Gegevens en Functionaliteit

Uitlichten informatie voor de huisartsenpost

Bij chronische en palliatieve patiënten kan de vaste huisarts in het dossier informatie uitlichten die relevant is wanneer de patiënt zich meldt bij de huisartsenpost. Daarvoor markeert de vaste huisarts deze informatie als leeswaardig specifiek voor de huisartsenpost (zie verder klasse Leeswaarde).

Contact patiënt met triagist

Als de triagist de klacht zelf kan afhandelen, registreert de triagist alle relevante informatie vast bij het contact in het huisartsenpost-informatiesysteem (HAPIS). Bij dit contact hoort de contactwijze ‘nacht/dienst telefonisch consult’, uit NHG-Tabel 14 Contactwijze.

Het contact wordt geregistreerd in tenminste een SOEP-verslag. De triagist noteert daarin de door de patiënt beleefde klachten en vragen, eventuele onderzoeksbevindingen (bijvoorbeeld ‘spreekt met hele zinnen’ of temperatuur), een evaluatie, en de beoogde vervolgstappen. Hij doet ook een voorstel voor een ICPC-classificatie voor bij de E-regel.

Het geheel is een concept-waarneemverslag, dat nog door een waarnemend huisarts op de huisartsenpost moet worden geautoriseerd. De waarnemend huisarts op de huisartsenpost kan voorstellen voor medicatie overnemen als medicatieafspraak met eventueel een verstrekkingsverzoek. De waarnemend huisarts op de huisartsenpost kan het verslag van de triagist over het contact alleen goed of afkeuren, niet wijzigen.

Contact patiënt met waarnemend huisarts

Indien de triagist de patiënt doorverwijst naar de waarnemend huisarts op de huisartsenpost, dan zet de belangrijkste informatie uit de triage bij de Reden voor afspraak. De waarnemend huisarts op de huisartsenpost maakt een verslag van het vervolg van het contact met de patiënt.

De waarnemend huisarts op de huisartsenpost stuurt na zijn contact met de patiënt het waarneemverslag naar de vaste huisarts. Welke gegevens dit verslag bevat, staat beschreven in de richtlijn. Het verslag bevat in elk geval een SOEP-verslag. Daarnaast kan het nog andere gestructureerde gegevens bevatten zoals een medicatieafspraak (met eventueel een bijbehorend verstrekkingsverzoek), uitslagen (onderzoek), contra-indicaties, medicatie-overgevoeligheden, behandelgrenzen, etc. De waarnemer moet deze in het HAPIS zodanig kunnen vastleggen, zodat deze gestructureerd meegenomen kunnen worden in het waarneemverslag.

Verwerken waarneemverslag

De vaste huisarts van de patiënt wordt geattendeerd dat de patiënt contact heeft gehad met de huisartsenpost, doordat er bij de binnengekomen berichten, een waarneembericht staat. Dit bericht wordt net als andere berichten verwerkt in het dossier (zie Thema Postverwerking): het integrale verslag wordt vastgelegd als inkomende brief bij correspondentie met als soort ‘waarneemverslag’ en de gestructureerde gegevens uit het bericht komen na bevestiging als dossier-items in het dossier.

In de E-regel van het SOEP-verslag van de waarnemend huisarts op de huisartsenpost of de triagist staat een ICPC-code. Net als het verwerken van een eigen concept-SOEP-verslag kan de vaste huisarts deze ICPC overnemen als voorstel voor de episode. Hij kan ook afwijken van dit voorstel en het onveranderde SOEP-verslag vastleggen bij een andere, beter passende episode (zie Dossierdeel Deelcontacten).

Praktijkdossierdeel Overdrachten naar huisartsenpost

In praktijkdossierdeel Overdrachten naar huisartsenpost kan de huisarts zien bij welke patiënten er een leeswaarde gericht aan de huisartsenpost is.

Meer over  Praktijkdossierdeel  Overdrachten naar huisartsenpost

Medisch gegeven Leeswaarde

Een praktijkmedewerker attendeert andere medewerkers binnen de praktijk op belangrijke, nieuwe informatie over een patiënt door één of meerdere medische gegevens te kenmerken met een leeswaarde. Op dezelfde wijze kan de medisch medewerker specifieke gegevens kenmerken ten behoeve van de huisartsenpost. Het medisch gegeven leeswaarde verwijst naar de met die leeswaarde gekenmerkte gegevens.

Meer over  Medisch gegeven  Leeswaarde

Begrippen